Als in het begin van de zwangerschap wordt vastgesteld dat er een verhoogd risico is op bepaalde afwijkingen, is het mogelijk om daar onderzoek naar te doen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een vlokkentest.
De vlokkentest
Bij de vlokkentest wordt er een beetje weefsel opgezogen uit de ‘vlokken’ van de placenta (de moederkoek). De vlokken zijn kleine ’takjes’ aan de placenta. De vlokken bevatten genetisch materiaal (DNA) van je kind. Door onderzoek op dit materiaal kunnen chromosoomafwijkingen zoals bijvoorbeeld het downsyndroom opgespoord worden. Ook is het mogelijk om DNA-afwijkingen op te sporen die zich voordoen bij erfelijke ziekten, zoals spierziekten en taaislijmziekte. Het is niet mogelijk om neuraalbuisdefecten (zoals een open ruggetje) op te sporen.
Methoden
Er zijn twee methoden om de vlokken uit de placenta op te zuigen:
- De eerste methode is via de vagina. Hierbij wordt met behulp van een echo en een eendenbek voorzichtig een naald ingebracht tot aan de placenta in de baarmoeder.
- De andere methode is via de buikwand. Hierbij wordt ook weer met behulp van een echo een punctie gemaakt om bij de placenta te kunnen komen.
Vlokkentest vroeg in de zwangerschap
De vlokkentest kan al redelijk vroeg in de zwangerschap worden uitgevoerd. Dit heeft als voordeel dat je snel weet of er iets aan de hand is. Bij slecht nieuws heb je genoeg tijd om een beslissing te kunnen nemen. Wanneer je kiest voor een vlokkentest via de vagina, kan dat vanaf de tiende week van de zwangerschap. Een vlokkentest via een punctie kan pas vanaf de twaalfde week van de zwangerschap. De uitslag van de test is meestal binnen zeven tot tien dagen bekend.
Risico’s van een vlokkentest
De vlokkentest is redelijk betrouwbaar, maar niet helemaal zonder risico’s. Er is ongeveer een kans van 2 op 1000 (0,2%) op een miskraam na het uitvoeren van de vlokkentest.
Vruchtwaterpunctie
In plaats van met een vlokkentest kan er ook onderzoek worden gedaan via een vruchtwaterpunctie.