Peuters zijn heel creatief met taal. Ze maken vaak hun eigen woorden. Zo is bijvoorbeeld een caravan een ‘autohuis’. Rond de drie jaar maakt je kind zinnen van drie tot vijf woorden: ‘Ik wil niet slapen.’ Je peuter kan nu ook opdrachten uitvoeren die uit twee delen bestaan, zoals: ‘Pak je pyjama en trek hem aan.’
Je peuter gaat steeds duidelijker praten
Als je kind drie jaar is, begrijpt het alledaagse gesprekken en eenvoudige verhalen. In deze fase praten peuters duidelijker. Vreemden verstaan al ongeveer de helft van wat ze zeggen. De zinsbouw wordt steeds beter. Ze zeggen bijvoorbeeld: ‘Ik heb zin in kersen,’ en niet: ‘Ik zin in kersen heb.’ Je kind gebruikt nu 'ik' en 'jij' op een goede manier. Rond drie jaar kent je kind alle klanken uit zijn moedertaal.
Waarom-vragen
Je kind wil alles weten en zal steeds vaker een waarom-vraag stellen. Als je antwoord geeft, leert je kind steeds meer begrijpen en hoort het moeilijkere zinnen. Bijvoorbeeld: ‘Omdat het nu bedtijd is!’ in plaats van: ‘Het is nu bedtijd.’
Gesprekken voeren met peuters
Peuters leren er iedere maand tientallen woorden bij. Je kunt nu hele gesprekken met elkaar voeren. Je kind vertelt verhalen met verschillende toonhoogtes. Het weet nu ook dat als iemand ergens niet bij is geweest, het moet vertellen wat er is gebeurd. Je peuter kan dat al een beetje, maar het is nog wel moeilijk. Veel peuters praten in zichzelf of tegen een knuffel. Zo leren ze zich steeds beter uitdrukken. Op deze leeftijd gaat je kind ook vaak ‘voorlezen’ aan anderen of aan een pop.
Schriftelijke taal
Tussen de drie en vier jaar ontdekt je kind schriftelijke taal. Je peuter merkt dat in een boek allerlei tekentjes en symbolen staan. Je kind leert dat die tekentjes letters zijn, en dat je kunt lezen wat er staat. Daarbij leert het steeds beter begrijpen waar schriftelijk taalgebruik voor dient: om een boek te kunnen lezen, een boodschappenlijst te maken of een brief te schrijven. Dit inzicht is nodig om later op school te leren lezen.