Voor de geboorte heb je vaak al een band met je baby. Die band wordt sterker als je kind geboren is. Dit heet ook wel hechting. Sommige moeders of vaders voelen niet direct een band, of hebben er moeite mee om een band met hun kind op te bouwen. Het helpt als je veel contact maakt met je baby. Contact is heel fijn voor baby’s.

Sociaal-emotionele ontwikkeling in de eerste drie maanden

Direct na de geboorte zijn veel baby’s een poosje klaarwakker. Dat is al een prachtig moment voor een eerste kennismaking. Je baby herkent jouw stem en vaak ook die van je partner. Het duurt nog even voordat een baby lacht en met je praat, maar er is al direct communicatie en contact mogelijk!

Tussen drie en zes maanden

Als je baby ongeveer drie maanden is, draait hij zijn hoofd naar je toe als hij je stem hoort. Als hij je ziet, zal hij lachen en trappelen van plezier. Je baby herkent ook anderen en lacht vooral naar mensen die hij goed kent.

Als baby’s ongeveer vier maanden zijn, willen ze niet meer alleen zijn. Ze gaan huilen als ze niemand zien. Als baby’s ongeveer vijf maanden zijn, kunnen ze soms verlegen doen. Ze draaien hun hoofd af van vreemden.

Tussen zes en twaalf maanden

Tussen zes en negen maanden krijgt je kind door dat het niet één is met zijn ouders. Je baby gaat begrijpen dat jij weg kan gaan. Vanaf ongeveer negen maanden kan je baby eenkennig worden. Je kind kan ook last krijgen van scheidingsangst en een beetje bang worden voor vreemden. Probeer je baby te laten wennen aan andere mensen terwijl jij hem vasthoudt.

Na de periode van eenkennigheid maakt je baby steeds duidelijker contact met andere mensen. Hij probeert je aan te raken als hij je ziet. Dat doet hij ook bij andere kinderen, bijvoorbeeld op de crèche. Doe veel aanraakspelletjes met je kind, zoals zachtjes kietelen en spelletjes als ‘er komt een muisje aangelopen’. Als je baby veel brabbelt, praat dan terug of praat hem na. Hij zal je weer antwoord geven.

Tussen een en anderhalf jaar

Kinderen van een jaar vinden het fijn om bij mensen te zijn. Ze proberen gesprekken te volgen. Als het stil wordt, gaan ze praten om weer contact te maken. Als je ‘nee’ zegt, stoppen ze met wat ze aan het doen zijn. Ze willen steeds meer dingen zelf doen. Ze proberen te helpen met aankleden en willen zelf eten. Misschien denk je dat je kind niet mee wil werken, maar het probeert juist om zelfstandig te worden.

  • Houd je kind bij je in de buurt. Vertel het wat je doet. Dat is gezellig en goed voor de taalontwikkeling. Je kind probeert je na te doen. Het laat steeds duidelijker zien wat het wil door woordjes te zeggen en gebaren te maken.
  • Kinderen vinden het leuk als ze mogen helpen. Laat je kind kleine klusjes doen. Geef het een vegertje of een stofdoek, of laat het de aardappelen in een pan doen.
  • Lees regelmatig voor en bekijk samen een plaatjesboek. Kijk hoe je kind reageert op het boek en ga daar op in. Praat samen over het verhaal of laat je kind het navertellen.