Sommige vragen of problemen bespreken broers en zussen liever met iemand anders. Bijvoorbeeld met de leerkracht, een hulpverlener of een oom of tante. Zo’n vertrouwenspersoon kan ook helpen bij het praten over onderwerpen die jij als ouder lastig vindt, of waar je de antwoorden (nog) niet op weet.

Een andere vertrouwenspersoon

Hoe graag je ook zou willen, soms lukt het je niet om met je kind over jouw zorgintensieve kind te praten. Je kind wuift bijvoorbeeld alle hulp en gesprekken weg, terwijl je voelt dat er iets niet goed zit. Het kan fijn zijn om altijd bij een andere volwassene terecht kunnen om zijn of haar verhaal te delen.

Denk bijvoorbeeld aan een buurvrouw, vriend(in), oom of tante. In ieder geval iemand waarmee je kind goed contact heeft. Ook als jullie samen wel goed kunnen praten, is een extra vertrouwenspersoon altijd welkom. Natuurlijk moet dit wel iemand zijn die jijzelf ook vertrouwt!

Hulp bij moeilijke vragen

Het kan zijn dat je kind vragen stelt waar je zelf geen antwoord op hebt, of waarvan je het moeilijk en pijnlijk vindt om erover na te denken. Denk aan vragen over de toekomst (gaat mijn broer of zus straks dood?) of wanneer je kind zich schaamt voor het uiterlijk of gedrag van de broer of zus (waarom doet hij of zij toch altijd zo raar?).

Vertel je kind eerlijk dat je het een moeilijke vraag vindt. Zeg erbij het niet erg is dat het dit vraagt. Zeg ook dat het een heel goede vraag is. Heb je het antwoord niet, vertel dan dat je iemand gaat vragen die dat beter kan uitleggen, zoals de (kinder-)arts, een van de therapeuten van je zorgintensieve kind of een groepsbegeleider. Zij hebben veel kennis in huis en weten op veel vragen een antwoord. Ook een andere vertrouwenspersoon zoals de leerkracht, een oom of tante of de sportcoach kan hierbij helpen.